Uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24-09-2019.
Partijen zijn op 05-09-1975 met elkaar gehuwd in GvG. Op 21-06-1986 is het huwelijk tussen partijen ontbonden. In de vaststellingsovereenkomst zijn de pensioenrechten niet als zodanig betrokken. Door de man zijn tijdens het huwelijk pensioenaanspraken opgebouwd. De vrouw vordert een eenmalige contante afrekening van het deel van het ouderdomspensioen dat aan haar toekomst opgebouwd bij BPF Bouw en PF Horeca.
De man geeft aan dat het ouderdomspensioen aan hem is toegedeeld en het (bijzonder) nabestaandenpensioen aan de vrouw is toebedeeld. Tussen partijen is in eerste aanleg onder meer in geschil of er sprake is van een overgeslagen goed waarvan de vrouw nadere verdeling kan vorderen.
De man heeft niet kunnen bewijzen dat de vrouw heeft afgezien van verdere verdeling van de pensioenrechten. De vrouw kan aanspraak maken op een gedeelte van de door de man opgebouwde pensioenrechten. De man wordt veroordeelt tot betaling van een eenmalige contante betaling (op basis van de berekende waarde per 21-08-1986). In hoger beroep vordert mevrouw de man tot betaling van € 4.990,87 + € 2.055,60 i.p.v. de berekende waarde per 21-08-1986. De rechtbank heeft ten onrechte de berekende waarde per 21-08-1986 niet geindexeerd naar 2019.
Het hof is van oordeel dat op de afwikkeling van de pensioenrechten van de man het Boon-Van Loon arrest van toepassing is en dat de pensioenaanspraak moet worden geindexeerd (de indexering maakt deel uit van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen). De man wordt veroordeelt tot betaling van € 4.990,87 ter vermeerderen met de pensioenindexering vanaf 01-12-2016 + € 2.055,60.
Ook voor Boon-Van Loon berekeningen of reproducties van de pensioenaanspraken kunt u bij ons terecht.
Lees de volledige uitspraak: https://bit.ly/2peMnDv.